Flip en het Vliegende Paard (10+)

Ik weet niets van Italië en ik spreek ook de taal niet. Toch loop ik daar nu, in mijn eentje, op een smal weggetje.
‘Een gewone weg,’ heeft opa gezegd, ‘met auto’s vol kinderen die allemaal naar Het Woud gaan. Hooguit een half uurtje lopen.’
Bij de ticketshop van Het Woud moet ik oen bieljetto per favore zeggen. Dan krijg ik een toegangskaartje en kan ik Het Woud in. Appeltje, eitje, zei opa.
Eerst dacht ik dat hij een grapje maakte. Wie stuurt er nu een meisje van net elf jaar in haar eentje op pad in een vreemd land? Als ik nou twaalf was geweest… Dan zou ik na de vakantie naar de middelbare school gaan en dan is alvast een vreemde taal oefenen best handig. Maar ik ben dus elf en ik voel me nog elke dag tien.
Niet gaan fantaseren, zei opa ook nog. Hij bedoelde dat ik niet moest gaan denken aan mannen met snorren en baarden die kleine blonde meisjes met zoete praatjes proberen te lokken. En al helemaal niet aan hongerige wolven, spinnen en andere monsters.
En nee, opa maakte geen grapje.

Opa maakt altijd grapjes. Soms ontzettend stomme grapjes. Zoals die keer dat ik met hem in de trein zat. Ik was zes of zo. Opeens vroeg hij aan de man tegenover ons: ‘Zullen we ruilen? Ik wil ook weleens een nette kleindochter.’ Hij wees op het meisje naast de man. Ze leek net zo oud als ik, had twee strikken in haar haar en droeg een sneeuwwit jurkje. Snel legde ik mijn hand op de chocoladevlek op mijn spijkerbroek. De man keek even verbaasd. Toen gooide hij zijn hoofd achterover en lachte gierend. Ik rook sigarenlucht en zag bruine tanden. De trein remde af en stopte. Ga je mee, vroeg opa aan het meisje. Hij liep naar de uitgang, ik sprong achter hem aan het perron op.
‘Hahaha!’ lachte opa. ‘Je had je gezicht moeten zien!’
Urenlang deed ik mijn mond niet open. Wel honderd keer zei hij dat het hem speet, dat het een flauwe grap was en dat hij me natuurlijk nooit, maar dan ook echt nóóit aan een vreemde meneer mee zou geven. Zijn grijze krullen lagen plat van het zweten. Net goed. Na een poos wilde ik weer gewoon doen, maar ik wist niet hoe want ik had al zo lang niet gewoon gedaan. Gelukkig kwamen we langs een ijswinkel.
‘Nu wil ik wel een ijsje,’ zei ik, en daarmee was het over.
Dat was het ergste zogenaamde grapje dat opa ooit gemaakt heeft. En nu wilde hij me in mijn eentje naar Het Woud laten lopen?

Auteur: Wietske Blokker

Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Aenean euismod sem nisi, eu dignissim nunc semper a. Donec tincidunt mi nec felis iaculis finibus. Morbi sed lorem mi. Mauris non justo et enim laoreet porta. Proin et urna scelerisque, facilisis nulla eu, convallis ipsum. Mauris sit amet finibus erat. Praesent faucibus ornare leo eget luctus. Duis malesuada mattis commodo. Donec sollicitudin justo quis velit aliquam pulvinar sed eu nisl. Donec ipsum mauris, interdum ac consequat eget, ornare sit amet magna. Nam in dapibus ex. In a purus ut urna sagittis sagittis at at velit. Nullam quis arcu interdum, ornare eros et, sollicitudin lacus. Nam gravida diam nec varius tincidunt.


Terug naar pennenvruchten


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *