Mijn vader is een held (8+)

Mijn vader kan zo in mijn hersenen kijken. Dat is wel een beetje eng, omdat ik niet altijd goede dingen denk. Maar hij straft me nooit. Hij doet alles voor me.
Heb ik een wedstrijd, dan staat hij aan de zijlijn. Hij schreeuwt niet dingen als ‘Speel je vrij, eikel’, zoals andere ouders doen. Nee, mijn vader kijkt gewoon en meteen maak ik een goal. Dan steekt hij zijn duim omhoog. Goed gedaan jongen, betekent dat.
Meestal is hij weg. Ergens de vrede aan het bewaren. Dan hebben we telepathisch contact. Ik denk sterk aan hem en dan verschijnt hij en praat met me.
Vandaag komt hij voor even thuis, uit een land met gevaarlijke terroristen. Maar mijn vader weet precies wat hij moet doen als het link wordt.
Zo ongeveer zat ik tegen Tim op te scheppen toen we uit school naar huis liepen. Dat ik snel naar Schiphol moest om mijn vader af te halen. Tim keek teleurgesteld.
‘Waarom heb je dat gisteren niet gezegd?’ vroeg hij.
‘Toen wist ik het nog niet. We hebben het vanochtend pas gehoord.’
‘Dus je kan niet mee,’ zei Tim.
‘Waar naartoe?’
‘Naar de kermis, met mijn vader,’ zei Tim. ‘Mijn moeder bakt daarna pannenkoeken.’
Ik ga vaak met Tim mee naar huis. Zijn vader slaat me altijd op mijn schouder.
‘Ha ouwe reus!’ zegt hij meestal, ‘nog achter de wijven aangezeten?’
‘Henk!’ zegt Tims moeder dan, ‘het zijn kinderen!’
Waarom had ik dat gezegd van mijn vader? Kon ik het nog terugdraaien? Zeggen dat ik me vergist had, dat hij pas vanavond thuiskwam? Nee, dat klonk belachelijk.
We liepen de brug over. Tim ging rechtdoor, ik linksaf het grachtje op.
‘Tot morgen!’ riep ik.
Had ik nou maar niet zo lopen opscheppen. Nu miste ik een middag kermis. En pannenkoeken. Die bakte mijn moeder nooit.
‘Uitkijken, boy,’ zei een stem. ‘Je loopt me nog omver.’
‘Sorry,’ mompelde ik.
Iemand begon te zingen. Eerst zacht en toen steeds harder.
‘How does it feel, how does it feel, to be without a home, like a complete unknown, like a rolling stone.’
De mensen op het terras aan het water staken hun nek uit om te kunnen zien wie de zanger was. Ik wilde heel hard wegrennen, Tim achterna, vragen of ik bij hem mocht wonen.
Die schorre stem kende ik, dat liedje zong hij elke dag.
Van uit het zijstraatje kloste een man op bergschoenen met een metalen pan op zijn hoofd naar het terras. Zijn linkerbeen sleepte een beetje, een knalgele paraplu was zijn wandelstok.
Alsof het om de buurman ging, slenterde ik naar hem toe en pakte zijn arm.
‘Kom pap,’ zei ik zachtjes. ‘Ik breng je naar huis.’

Auteur: Wietske Blokker

Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Aenean euismod sem nisi, eu dignissim nunc semper a. Donec tincidunt mi nec felis iaculis finibus. Morbi sed lorem mi. Mauris non justo et enim laoreet porta. Proin et urna scelerisque, facilisis nulla eu, convallis ipsum. Mauris sit amet finibus erat. Praesent faucibus ornare leo eget luctus. Duis malesuada mattis commodo. Donec sollicitudin justo quis velit aliquam pulvinar sed eu nisl. Donec ipsum mauris, interdum ac consequat eget, ornare sit amet magna. Nam in dapibus ex. In a purus ut urna sagittis sagittis at at velit. Nullam quis arcu interdum, ornare eros et, sollicitudin lacus. Nam gravida diam nec varius tincidunt.


Terug naar pennenvruchten


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *